Bear Trail (door de bril van de “kop”)

  • De Bear Trail­­ is voor mezelf reeds enkele jaren een wedstrijd waar ik naar uitkijk. Enkele redenen hiervoor: in m’n jeugd ben ik daar ontelbare keren op vakantie geweest met (en zonder) de ouders. Het is een beetje als een tweede thuis en daarom keer ik daar ook steeds graag terug, zelfs al is het om de ziel uit m’n lijf te lopen. Verder is het ook een parcours dat me ligt: mooie afstand (38km), redelijk wat hoogtemeters (850+) en eigenlijk nooit écht enorm technisch. Dat zorgt ervoor dat er nog wat snelheid mee gemoeid is en dat ligt me wel. Van té technisch “gekleffer” krijg ik al snel m’n buik vol, toch als ik een wedstrijdnummer heb opgespeld.Zondagochtend: sportzak gevuld met alles wat ik mogelijks zou kunnen gebruiken onderweg. Onderweg zijn er twee bevoorradingen (op 12 en 25k) maar je kan best volledig zelfvoorzienend te werk gaan. Trailrugzakje werd uit de kast gehaald, waterflesjes gevuld met sportdrank en verder vulde ik de sportzak met een variëteit aan sportvoeding (gellekes, winegums, mars, snickers, you name it … ) en een halve kleerkast aan sportkleding: op voorhand een keuze maken is niet weggelegd voor deze mens. Éénmaal aangekomen in Moelingen (Voerstreek, vlakbij de Nederlandse grens) kon ik beginnen selecteren: “Brrr, ’t is toch maar frisjes” en “ ’k Moet zien dat’k eten genoeg bij heb” kwam vaak in me op en zodoende kwam ik gepakt en gezakt aan de start. Ik liet m’n enkel nog intapen om het risico toch wat te beperken en om 10u werd het startschot gegeven en zette de meute zich in gang.

    it ervaring weet ik dat iedereen redelijk voorzichtig van start gaat en ook dit jaar was dit het geval met als gevolg dat ik na een rondje voetbalveld al een gat had geslagen. Van in het begin een degelijk tempo aannemen, wachten tot er iemand (of meerderen) terugkomt en dan met een klein groepje hoeveltjes op en af want 38k alleen is toch maar saai. Zo geschiedde: rond km 2 maakte er iemand de aansluiting en nam direct de leiding. “Howla, die gaat er nogal stevig tegenaan !?” en ik moest serieus uit m’n pijp komen om op bepaalde stukken in zijn zog te blijven. De Hellingen nam ik meestal voor m’n rekening en hij vloog de afdalingen op zo’n manier naar beneden dat ik in het beetje vallei alle zeilen moest bijzetten om het gat terug te dichten. Zo ging het nog een tijdje verder en er bleek zich een soort van automatische piloot in gang gezet te hebben: ik ging elke helling voluit om een kleine voorsprong te vergaren en hem zo onder druk te zetten en in de hoop om als eerste aan de smalle afdalingen te kunnen beginnen (ook wel legale obstructie genoemd). Hij deed net hetzelfde en zette me onder druk in de afdalingen en probeerde als eerste de volgende helling aan te vatten. Wel, … het is een ideaal scenario om elkaar morsdood te lopen en met een rotvaart door de Voerstreek te vliegen. Om dit te illustreren: aan de eerste bevoorrading op 12km kwamen we voorbij in net geen 49minuten. Van een derde persoon was al in de verste verte geen sprake meer en het steekspel ging zo door tot aan de volgende bevoorrading op km 25.

    Vanaf km 18 had ik het gevoel dat ik de overhand had op de steilere hellingen, deed er alles aan om dat in m’n voordeel te gebruiken en zag m’n hartslagen meerdere malen in het donkerrood gaan. Op km 24 kon ik definitief een kloofje slaan en aan de 2e bevoorrading had ik een 15-tal seconden voorsprong.

    Nog 13 km te gaan, geen enorm steile hellingen meer maar eerder van het lagere type. De laatste 3 km zijn vlak met pal wind op kop. Zelf verwonderd door de positie waarin ik liep en door het tempo dat ontwikkeld werd, vreesde ik dat ik op een gegeven moment geparkeerd ging staan en de laatste kilometers ging moeten passen. Elke helling werd lastiger, elke afdaling was een pijnlijke aangelegenheid en elk zuchtje tegenwind was genoeg om eens te vloeken. Stilaan begon alles te verkrampen: hamstrings, adductoren, linker ellenboog, rechter schouder, … Op 8km van de finish kreeg ik te horen dat ik anderhalve minuut voor lag: mooi maar niet overdreven in de wetenschap dat er in de laatste km’s nog heel veel kan gebeuren (vraag maar aan menig loper met marathonervaring). Ook m’n bovenkamer begon tegen te werken en m’n gedachten worden somberder. Ik weet intussen dat dit een (voor mij) normaal fenomeen is en dat buiten een paar nieuwe benen en een dubbele espresso er maar weinig opgewassen is tegen die negativiteit. Verstand op nul en door de pijngrens dan maar.

    Intussen kwam ik terug “onder de mensen”- er waren nog andere kortere aftanden die later waren gestart – en dat motiveert! Aangezien ik totaal niet wist waar nummer 2 ergens uithing en schrik had om m’n nek in kramp te trekken bij het over m’n schouder lonken, zat er niets anders op dan voluit te lopen tot aan de finish: de souplesse en luchtige tred van bij de start was ver zoek. De opluchting was bijzonder groot toen ik terug het voetbalveld opdraaide en kon uitbollen richting finish: 1e !